Jacob J. Roosjen SRI

DEELS VERGULD ZILVEREN SCHUTTTERSVOGEL VAN GERDINGEN EN NIESTAT, Meesterteken Lelie in schild met kroon, (Maaseik), circa 1604

description

Literature

-Hendrickx M., Genealogica, Een vergeten Maaseiker kunstenaar, Fredericus Malders 1593-1662, 1956, pp. 84-90
-Hendrickx M., in Limburg, Enkele wetenswaardigheden betreffende oude Limburgse schuttersplaten te Maaseik vervaardigd, jrg. 36, 1957, p. 204-210
Gerits, T.J., in Limburg, Jan Rijckarts, Goudsmid te Maaseik en rentmeester van de abt van Averbode te Sint-Jansberg in de XVIde eeuw, jrg. 48, 1969, pp. 285-288
-Hendrickx M, in Limburg 50,3, Een Maaseiker goudsmid op de jaarmarkt te Frankfurt ( 1ste helft 17de eeuw), 1971, pp. 136-138
-Gerits Jan, in De Maaseikenaar, Frederik Malders (1593-1662), zilversmid te Maaseik, werkte voor de schuttersgilden in Maasland en Kempen, jrg 21, nr. 1, 1990, pp 40-43
-M. Hendrickx, in De Maaseikenaar, Een zilveren schotel afkomstig van de Maaseiker Kruisheren en ’n zilveren schotel met wapen van Maaseiker familie Pergens, jrg 24, nr. 4, 1999
-Tentoonstellingscatalogus L’orfeverie civile ancienne du pays de Liège, Luik, 1991, p. 264-268.
-M. Hendriks, De Maaseikenaar, Ook te Maaseik en te Bree waren er in de 15 en 16e eeuw afstammelingen van Karel de Grote, jrg. 31, 2000, nr. 1
-AM.P.P. Janssen, De Maaseikenaar, Een nieuw bericht over edelsmid Malders, jrg. 32, nr. 4, 2001 p. 204-205
-Beirnaert Francine, o.a., De Maaseikenaar, Onze Kerkschatten, Frederik Malders (1593-1662), jrg. 51, nr. 3, 2010, pp. 154-155

Detail Description

De vogel, ook wel papegaai genoemd, is realistisch gedreven en gegraveerd. Hij heeft een vergulde snavel, kroon en staartveren met sporen van vergulding en zit op een verguld stokje. De gegraveerde tekst op het stokje luidt: DESEN VOEGHEL HOERRET TOT GERDINGEN ONDE NIESTAT WEGHT XVI Loet ANNO 1604. De vogel hangt aan een zilveren ketting met drie ophangogen, waaraan twee medaillons gehangen zijn. Het ronde medaillon met zilveren kabelrand is verguld en gedreven aan de voorzijde en verbeeldt De Aanbidding van het Christuskind en aan de achterzijde is de tronende Maria met kind gegraveerd.

Het ovale medaillon met onderbroken kabelrand verbeeldt Maria met kind in reliëf omgeven door vier engelen, waarvan er twee een kroon boven haar hoofd houden en twee geknield aan haar voeten een kandelaar met kaars dragen. Onderaan staat in een rechthoek HAL gegraveerd. De achterzijde van het medaillon is glad. Het ovale medaillon is het zogenaamde schutspatroonteken, in dit geval Onze Lieve Vrouwe.



De schuttersvogel

De schuttersvogel van Gerdingen en Niestat uit 1604 zal oorspronkelijk deel hebben uitgemaakt van de “breuk” waaraan de schildjes van de schutterskoningen en schutterskeizers hebben gehangen. De volledige breuk ontbreekt, maar er zijn wel een aantal schildjes bewaard gebleven bij deze vogel. Deze schildjes zijn onder andere van schutterskeizers. Als een den voegel drijmael naer een ander aff schiet der sal Keijser sijn. Dit volgens een regelement van 1714. Keizer van het schuttersgilde werd men door driemaal achter elkaar koning te zijn geworden.



Over het schuttersgilde van Gerdingen en Niestat is vrijwel niets terug te vinden. Alleen een vermelding dat het er moet zijn geweest en natuurlijk de graveerde tekst op het stokje.

Gerdingen en Nieuwstad zijn dorpjes in de Belgische provincie Limburg, en vormen een deelgemeente van de stad Bree sinds 1965.

Oorspronkelijk was Gerdingen een allodium dat in 965 zou hebben toebehoord aan de Sint-Maartensbasiliek te Luik. Later werd Gerdingen met het gehucht Nieuwstad een Loonsleen. Deze heerlijkheid omvatte ook Nieuwstad, een nederzetting die direct buiten de wallen van Bree was gelegen. Ze was al vóór 1241 in handen van de heren van Stein. Andere Heren van Gerdingen en Nieuwstad kwamen uit de families der Merwede (vijftiende eeuw), Rode van Opsinnich (1469), van Werst (1472), Van Eynatten Van Lichtenberg (1554) en Van Schaesbergh (1659 tot de Franse tijd). In de buurt van de kerk van Gerdingen heeft mogelijk hun burcht gestaan.

Gerdingen maakte deel uit van de Vier Crispelen, een ministaatje met Bree als centrum en had een eigen schepenbank in die tijd.

Bree bezat drie schuttersgilden, de Oude Compagnie van Sint-Michiel (1588), de Jonge Schuttersgilde van Sint-Catharina, opgericht in 1606, en de Compagnie van Sint-Antonius of Panhover Schutterij, voor het eerst vermeld in 1633. Na de afschaffing in 1796 werden de drie schutterijen, waarschijnlijk onder Napoleon, opnieuw opgericht. Ook het dorp 't Hasselt had een schuttersgilde, zeker vanaf de eerste helft van de 17de eeuw, de Compagnie Sint-Pieter van 't Hasselt. Het dorp vlakbij Bree, Opitter, had een schutterij Sint-Trudo (1609). Net als voor vele andere kerkelijke verenigingen was de Franse overheersing een zwarte periode voor de schutterijen. Aangezien schutterijen sterk verbonden waren met de kerk, werden zij gevreesd door de Fransen en werden hun activiteiten verboden. Op 28 april 1796 werden de schuttersgilden, samen met de burgerwachten, door de Franse Republiek afgeschaft. Er mocht geen processie meer buiten de kerk gehouden worden en enkele jaren later werd bepaald dat alle geweren ingeleverd moesten worden. Al de goederen, eigendom van de schutterijen werden aangeslagen en verbeurd verklaard. Echter onder Napoleon werden ze in vele gemeenten heringericht. Vermoedelijk zal het schuttersgilde van Geringen en Niestat dus ook opgeheven zijn na de afschaffing in 1796.



Het meesterteken Lelie in schild met kroon dat is afgeslagen op de vogel is niet teruggevonden in de literatuur. Helaas zijn de zilversmeden met hun merken uit Maaseik nog niet beschreven. De toeschrijving dat de zilversmid met dit teken vermoedelijk uit Maaseik zal zijn, is op basis van het relatiepatroon van de begeleidende schuttersschildjes en de familiebanden van de vermelde personen op deze schildjes. Bovendien had in de 17e eeuw het dorp Gerdingen veel relaties met Maaseiker families en op bestuurlijk niveau met Maaseik. Hilleken Rijkarts, de moeder van Frederik Malders, zilversmid te Maaseik en vervaardiger van drie schildjes, was afkomstig uit Bree, het dorp grenzende aan Gerdingen Met andere plaatsen zoals Hasselt, Maastricht, Weert, Roermond of plaatsen in Duitsland waren er minder connecties vanuit Gerdingen.

Het meesterteken komt zowel voor op het medaillon als op de keerzijde van de staart van de vogel. Het teken is te omschrijven als een ‘sprekend meesterteken’, Franse lelie met kroon. Vooral in deze periode zijn meestertekens vaak ‘sprekend’ met een verwijzing naar het familiewapen en/of in relatie tot de naam, bijvoorbeeld ‘de Lelie’, ‘Leliaert’. Omdat er geen aanwijzingen zijn in het archief zal het gissen blijven. Zo komt de familie Pergens voor in Maaseik. Zij voeren een familiewapen met een lelie. Op een schotel vervaardigd in Maaseik, 1755, door de zilversmid Dyonisius van Carlo is het wapen gegraveerd van Pergens. Heeft deze familie een zilversmid voortgebracht aan het eind van de 16e en begin van de 17e eeuw, we weten het niet. Een feit is dat de vogel op het takje een jaardatering heeft van 1604, mogelijk oprichtingsjaar van het schuttersgilde. Het verdient aanbeveling om verder onderzoek te doen naar zilversmeden werkzaam in deze periode.



De vogel hangt aan drie kettingen die verbonden zijn met een rond medaillon met zilveren kabelrand dat is verguld en gedreven aan de voorzijde en verbeeldt “De Aanbidding van het Christuskind” en aan de achterzijde is de tronende Maria met kind gegraveerd, omgeven door lege schildjes. Doorgaans is het medaillon een verwijzing naar de naam van het schuttersgilde, bijvoorbeeld “Onze Lieve Vrouwe Schuttersgilde” van Gerdingen en Niestat. De lege schildjes van dit medaillon werden vaak opgevuld met de familiewapens van oprichters.

Het feit dat veel gildeschildjes van de “breuk”, die bij de vogel horen, van geestelijken zijn, duidt erop dat het schuttersgilde nauw verbonden was met de pastores van Gerdingen.



Dit zal ook verklaren waarom het ovale draagtegen van de Zwarte Madonna aan het geheel is gehangen. Dit draagtegen is niet gemerkt, maar is te dateren rond 1600.

HAL verwijst naar Halle, een plaats in de provincie Vlaams- Brabant, die uitgroeide tot een Mariabedevaartsoord vanwege het bijzondere beeld van de Zwarte Madonna, dat zich nog altijd in de Sint Martinusbasiliek te Halle bevindt.

In 1344 werd de Broederschap van Onze Lieve Vrouwe van Halle opgericht, die nog steeds bestaat. Later werden in andere provincies zogenaamde Tweede Broederschappen opgericht. Bij een bedevaart hoorden bedevaarttekens. Voor gewone pelgrims werden massaal goedkope versies geproduceerd met de iconografie van de Zwarte Madonna, die tevens dienden als een bewijs van boetedoening. De exemplaren die uitgevoerd werden in edele metalen, voornamelijk in zilver, waren bestemd voor notabelen die hiermede hun rijkdom en importantie wilden onderstrepen.



De keizer- en koningsschildjes

Bij de schuttersvogel met zijn medaillon en draagteken behoren elf schuttersgildeplaten en twee draagtekens gedateerd tussen 1640 en 1778. Hiervan zijn vier keizerschildjes, zeven koningsschildjes, een pendant in de vorm van een ster en een doodspenning.

1640      1              R.D.D. Ioannes Mewen Pastor in Gerdigen Dono Dedit Ao 1640

1646      2              Peter Henricks Scholtis der Heerlickheiden Gerdingen Ende Niustatt, 1646

1646      3              Leonard Cloeten vererden desen schilt met die ketten Anno 1646

1658      4              Dirick Gors Keijser van de Schutterie tot Gierdingen Ao. 1658

1660      5              frans Coenen Keijser der Schutterie tot Gierdingen 1660

1664      6              Ian Corsten Keijser der Schutterie tot Gierdingen 1664

1699      7              WILLEM VOS ALIAS COPPEN CEISER DER SCHUTTERIE GERINGEN 1699.

1762      8              doods penning, Eerw. HEER Henricus Grevingh, pastoor inde Roomse Kerk de Pool.

1767      9              AVDW 1767

1773      10            MIJNHEER I IAECKEN 1773.

1773      11            NICOLAUS WELTERS 1773

1773      12            THOMAS VAN EYNDT PASTOR IN GERDINGEN 1773

1778      13            Penning in stervorm, Soet Verhevght, Anno 1778



Van de schildjes zijn er drie vervaardigd door de Maaseiker zilversmid Fredericus Malders (nr. 4, 5 en 6), twee schildjes met meesterteken PM monogram (nr. 2 en 3), een teken dat gelezen zou kunnen worden als PR (nr. 1), meesterteken LD in ovaal contour ( nr.7) en een teken FA (nr. 9).

Opvallend is dat het teken van Fredericus in een schildvorm is en dat deze schildvorm te vergelijken is met de tekens van PR en PM. Zijn dit wellicht ook tekens van Maaseiker zilversmeden?



Omdat op geen van de schildjes een stadsteken is afgeslagen is het lastig de meestertekens te traceren, tenzij deze bekend zijn. Vermeld moet worden dat het meesterteken PM met een vergelijkbaar schildvorm voorkomt in de Duitse plaats Moers, Noordrijn-Westfalen, van de zilversmid Paul Maesmann. Deze zilversmid werkte in de periode van circa 1645 tot circa 1680. De schildjes nr. 2 en 3 zijn gedateerd 1646 en 1658 en vallen binnen zijn werkzame periode. Ook in deze regio waren de schutterijen actief en zijn vele schuttersplaatjes vervaardigd, ook in Moers.



Interessant is het gegeven dat Fredericus Malders niet alleen zilversmid was maar ook inkopen deed in Duitse plaats Frankfurt. Hiervan is een document bewaard gebleven in het omvangrijke archief van deze zilversmid, dat is beschreven door M. Hendrickx. Het document is een lange opsomming van voorwerpen, gekocht op de jaarmarkt in Frankfurt. Voorwerpen die nodig waren voor het uitoefen van zijn vak, maar ook voor zijn winkel in Maaseik. Het is mogelijk dat Fredericus de gildeplaatjes, met het meesterteken PM, heeft gekocht in Moers voor zijn winkel.



Fredericus Malders werd op 27 oktober 1593 gedoopt te Maaseik als zoon van Steven Malders en Hilleken Rijckarts. Via moederszijde was er een connectie met het zilversmidsambacht. De vader van zijn moeder, Johan Rijkarts (overleden in 1595), afkomstig uit Bree, was zilversmid en driemaal burgemeester te Maaseik en diens zoon Gerard oefende het vak zilversmeden ook uit, zij het later in Parijs. Het blijkt dat Fredericus Malders zijn vakopleiding genoten bij zijn oom Geraard Rijckarts. Bekend is dat Frederik in 1628 in het huwelijk trad met Katharina Poulsen (Pouwelsen), die hem zes kinderen schonk.

De periode dat Malders werkzaam was als zilversmid strekt zich uit van 1617 tot 1662, op basis van het familiearchief en de overgebleven werkstukken van zijn hand. Hij werkte in die jaren voor kerken van Maaseik, Sittard, Opiter en Achel. Geregeld leverde hij ook zilverwerk aan diverse schutterijen van onder andere Dilsen, Elen, Kessenich en Achel.

In 1618 vervaardigde Fredericus Malders een zilveren koningsvogel voor de Sint- Martinusschutterij (‘Oude Schutten’) van Dilsen. In 1619 volgde een koningsvogel voor de Sint-Martinusschutterij te Kessenich, met op de halsband de inscriptie ‘Die Schutten van Kessenich 1619’. Eveneens werden vele schuttersplaten bij Malders besteld, die deel uit gingen maken van het koningszilver van de schutterijen uit de streek van Maas en Kempen.[8]

Fredericus Malders behoorde tot de welgestelde inwoners van Maaseik. Hij bezat niet alleen veel onroerend goed in Maaseik en omgeving, maar was ook zesmaal burgemeester van Maaseik.

Op 3 mei 1662 overleed Fredericus Malders. Het bedrijf, waarin Frederiks oudste zoon Steven Malders ook werkzaam was, werd voortgezet door Katerina Poulsen, de weduwe van Frederik. Het atelier Malders bleef gebruikmaken van het meesterteken van Frederik en leverde nog geruime tijd zilveren voorwerpen aan schuttersgilden uit de streek.

De plaats Bree, waar de familie Rijckarts (van moederszijde) vandaan kwam, grenst aan Gerdingen, waar de schutterij ook platen bestelde bij Fredericus Malders.

read more
DEELS VERGULD ZILVEREN SCHUTTTERSVOGEL VAN GERDINGEN EN NIESTAT, Meesterteken Lelie in schild met kroon, (Maaseik), circa 1604

contact

Breukelen
Nederland

M +31 (0)6 53 26 82 80

info@jacobroosjen.com
jacobroosjen.com/