description
PROVENANCE
Sir Abraham Hume (1749 – 1838) circa 1820, and by descent to his grandson
John Hume Egerton, Viscount Alford (1812 – 1851), and by descent to his son
Adelbert Wellington Brownlow Cust, 3rd Earl Brownlow (1844 – 1921)
The Property of the RT. Hon. Lord Brownlow removed from Belton House, Grantham, Important Pictures by Old Masters, Christie’s, London, May 3, 1929, lot 6 (as by Frans Hals) where purchased by
Smith
Frank T. Sabin, London, by 1931
Anonymous sale, Christie’s, London, April 14, 1944, lot 88, (as by Jan Miense Molenaer) where sold to
West
Galerie Frederike Pallamar, Vienna by 1968
Hon. Francis Dominic Murnaghan, Jr., Baltimore by June 1969, and by descent until 2024
EXHIBITED
London, British Institution, Fine Arts in the United Kingdom, 1828, no. 97 (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
New York, F. Kleinberger Galleries, Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, October 24 – November 5, 1931 (as by Jan Mienze Molenaer, on loan from Frank Sabin, London)
Detroit, Michigan, Detroit Institute of Arts, Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, November 15 – 28, 1931 (as by Jan Mienze Molenaer, on loan from Frank Sabin, London) and traveling to Toledo Museum of Art, Toledo, Ohio, December 7, 1931 – January 7, 1932; City Art Museum of St. Louis, St. Louis, Missouri, January 15 – February 14, 1932; Baltimore Museum of Art, Baltimore, Maryland, February 22 – March 19, 1932; Dayton Art Institute, Dayton, Ohio, March 28 – April 23, 1932; and Germanic Museum, Harvard University, Cambridge, Massachusetts, May 2 – May 28, 1932
Innsbruck, Austria, Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum, Niederländische Gemälde in Tiroler Besitz, May 10 – June 9, 1968, no. 21 (as by Jan Miense Molenaer)
LITERATURE
Sir Abraham Hume, Catalogue of Sir Abraham Hume’s Collection of Pictures, circa 1820, unpaginated, (as by F. Hals, “a boy blowing a bladder … a spirited study of the master”)
Sir Abraham Hume, A Descriptive Catalogue of a Collection of Pictures Comprehending Specimens of all the Various Schools of Painting, W. Nicol, London, 1824, p. vi, no. 127 (as by F. Hals)
“Catalogue of Pictures by Italian, Spanish, Flemish and Dutch Masters with which the proprietors have favoured the Institution, British Institution, London, 1828, unpaginated, no. 15, no. 97 (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
Algernon Graves, A Century of Loan Exhibitions, volume II, London, 1913, p. 479, under 1828, no. 97, (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
“The Brownlow Sale” in The Connoisseur, volume LXXXIII, no. 333, London, May 1929, p. 382 (as by Frans Hals)
“A Comedy for Connoisseurs” in The Literary Digest, Funk & Wagnalls Company Publishers, New York, volume 10, May 18, 1929, p. 28 (as by Frans Hals)
Art Prices Current, Wm. Dawson & Sons Limited, 1929, p. 385 (as by Frans Hals)
“Report of Auction Sales, Paintings by Old Masters” in International Studio, volume XCIII, International Studio, Inc., New York, 1929, p. 78 (as by Frans Hals)
Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, F. Kleinberger Galleries, New York, 1931, Introduction and entry, unpaginated, (as by Jan Mienze Molenaer, signed with initials J. M. f., and on loan from Frank Sabin, London)
Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, Detroit Institute of Arts, Detroit, Michigan and traveling to 5 American museums, 1931, Introduction and entry, unpaginated (as by Jan Mienze Molenaer, signed with initials. J. M. f., on loan from Frank Sabin, London)
News – Record of the Baltimore Museum of Art, volume 4, no. 3, February 1932, unpaginated, illustrated (as Jan Molenaer)
Art Institute News, Bulletin of the Dayton Art Institute, Dayton, Ohio, volume 4, no. 7, April 1932, unpaginated, illustrated (as by Jan Mienze Molenaer)
A Descriptive Catalogue of a Collection of twenty – six paintings by Dutch and Flemish XVIIth Masters, Frank T. Sabin, London, Autumn 1934, no. 9, illustrated (as signed J. v. S.)
Apollo, May – June 1944, p. 168 (as by J. M. Molenaer)
The Year’s Art, volume 64, Macmillan and Co., London, 1945, p. 107 (as by J. M. Molenaer)
Niederländische Gemalde in Tiroler Besitz, Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum, Innsbruck, Austria, 1968, pp. 33 – 34, no. 21, illustrated (as by Jan Miense Molenaer, and indistinctly signed and dated 1665 [?])
Rudolf Pallamar, Katalog der 18. Ausstellung in Wien, Galerie Friederike Pallamar, Kunsthandel, November 18 – December 31, 1968, pp. 105 – 106, illustrated (as by Jan Miense Molenaer, and indistinctly signed)
E. Benezit, “Frans Hals le vieux” in Dictionnaire des Peintres, Sculpteurs, Dessinateurs et Graveurs, volume 5, Librairie Gründ, Paris, 1976, p. 372 (as by Frans Hals)
Wij danken Dr. Fred G. Meijer voor het identificeren van het monogram op dit schilderij als dat van Juriaan van Streek, op basis van foto’s uit de jaren 1930, en voor het dateren van het werk als een vroeg schilderij van de kunstenaar uit het midden van de jaren 1650.
In dit opvallende tafereel blaast een jonge jongen met een rood met bont afgezet mutsje een varkensblaas op. Dit was in die tijd een kinderspeelgoed: door met een holle rietstengel lucht in de blaas te blazen, werd er een eenvoudige bal of ballon van gemaakt. Soms werden gedroogde bonen of kleine steentjes toegevoegd om het te laten rammelen, of werd de blaas met water gevuld om ermee te gooien naar vrienden of vijanden. Als de opening niet werd dichtgebonden, kon het ook luidruchtige geluiden produceren wanneer men erin kneep. In de kunst stond dit motief symbool voor de vergankelijkheid van plezier en de kortstondigheid van het leven.[1]
Het schilderij kent een rijke geschiedenis. De oudst bekende herkomst is de collectie van de Britse aristocraat Sir Abraham Hume, wiens familie haar fortuin vergaarde via de East India Company. Waar en wanneer Hume A Boy Blowing up a Bladder kocht, is onbekend. Mogelijk verwierf hij het tijdens een aankoopreis op het vasteland van Europa, waar hij ook zijn collectie uitbreidde met Rembrandts Aristoteles met een buste van Homerus (nu in het Metropolitan Museum of Art, New York) rond 1814.[2] Rond 1820 werd het schilderij gepubliceerd in een catalogus van Hume’s collectie, toegeschreven aan Frans Hals en beschreven als “een levendige studie van de meester”. In 1828 werd het getoond op de tentoonstelling Fine Arts in the United Kingdom in de British Institution, eveneens onder de naam Frans Hals. Na Hume’s dood in 1838 bleef het schilderij in familiebezit tot 1929, toen Lord Brownlow het bij Christie’s liet veilen, opnieuw toegeschreven aan Hals. In 1931 bevond het werk zich in bezit van de Londense kunsthandelaar Frank T. Sabin, die het uitleende aan de tentoonstelling Dutch Paintings of the Seventeenth Century, georganiseerd door Dr. William R. Valentiner. Valentiner, destijds directeur van het Detroit Institute of Arts, werd beschouwd als een van de vooraanstaande kenners van de Nederlandse schilderkunst en publiceerde standaardwerken over Rembrandt, Pieter de Hooch en Frans Hals.[3] Tijdens deze periode werd het schilderij schoongemaakt, waardoor initialen rechtsonder zichtbaar werden. Valentiner las deze als J.M.f. en nam het in de catalogus op als werk van Jan Miense Molenaer. De tentoonstelling reisde van New York naar Detroit, Toledo, St. Louis, Baltimore, Dayton en Cambridge (Massachusetts). Toen Sabin het werk later in 1934 in zijn eigen catalogus opnam, vermeldde hij het correct als gesigneerd J. v. S., maar zonder verdere toeschrijving. In 1944 dook het opnieuw op bij Christie’s Londen, wederom toegeschreven aan Molenaer, waar de koper werd geregistreerd als “West”. In 1968 werd het publiekelijk getoond in het Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum in Innsbruck, Oostenrijk, nog steeds als werk van Jan Miense Molenaer, en vermeld met de datering 1665 (?). Later dat jaar publiceerde Galerie Frederike Pallamar in Wenen het werk in hun catalogus. Vanaf 1969 bevond het schilderij zich in de collectie van de Hon. Francis Dominic Murnaghan, Jr. uit Baltimore, die diende als president, voorzitter en later erevoorzitter van de Walters Art Gallery. Het schilderij bleef in familiebezit tot 2024.
Hoewel dit werk oorspronkelijk werd beschouwd als een schilderij van Frans Hals, en vervolgens door Dr. Valentiner werd toegeschreven aan Jan Miense Molenaer, heeft Dr. Fred G. Meijer het monogram correct geïdentificeerd als dat van Juriaan van Streek, op basis van foto’s gemaakt tijdens de schoonmaak in de jaren 1930. Hij dateert het bovendien als een vroeg werk van omstreeks het midden van de jaren 1650.
Van Streek is vooral bekend als stillevenschilder, maar aan het begin van zijn carrière maakte hij ook genrestukken en mogelijk portretten. Een bekend voorbeeld daarvan is De Roker (The Smoker) in het Pushkin Museum, Moskou.[4] In de weinige overgebleven voorbeelden van zijn vroege werk zijn enkele kenmerkende stijlkenmerken te herkennen. In zijn keuze voor modellen toont hij een bewuste afwijzing van de idealisering van de menselijke figuur. De achtergrond is van ondergeschikt belang en fungeert, net als in stillevens, vooral als een harmonieuze achtergrond. Zijn nadruk ligt daarentegen op de figuren en objecten, waarvan de volumineuze vormen hier duidelijk domineren.[5]
Afbeeldingen van één enkel figuur die een blaas opblaast zijn zeldzaam in de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst; meestal verschijnen ze als onderdeel van complexere genrestukken. Aangezien Van Streek later vanitas-stillevens schilderde, zal het thema van de vergankelijkheid van het genot hem hebben aangesproken. Altijd een werk dat aandacht trok wanneer het openbaar werd tentoongesteld, weet A Boy Blowing up a Bladder op meesterlijke wijze de onschuld en charme van de kindertijd te vangen en de eenvoudige vreugde van spelen te verbeelden. __________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
[1] Donna R. Barnes & Peter G. Rose, Childhood Pleasures, Syracuse University Press, N.Y., 2012, pp. 9, 112–113.
[2] Walter Liedtke, “Rembrandt van Rijn, Aristotle with a Bust of Homer” in Dutch Paintings in The Metropolitan Museum of Art, Yale University Press, deel II, New Haven, 2007, p. 647; en Linda Borean, “Sir Abraham Hume as Collector and Writer” in The Reception of Titian in Britain 1769–1877, Brepols, 2013, p. 85.
[3] E.P. Richardson, “William R. Valentiner”, The University of Chicago Press Journals, Chicago.edu.
[4] Schriftelijke correspondentie van Dr. Fred G. Meijer, d.d. 10 mei 2025 en 5 september 2025.
[5] Shelly Rosenthal, “Juriaan van Streek als Figurenmaler” in Oud Holland, deel 55, nr. 2, januari 1938, pp. 83–86.
Sir Abraham Hume (1749 – 1838) circa 1820, and by descent to his grandson
John Hume Egerton, Viscount Alford (1812 – 1851), and by descent to his son
Adelbert Wellington Brownlow Cust, 3rd Earl Brownlow (1844 – 1921)
The Property of the RT. Hon. Lord Brownlow removed from Belton House, Grantham, Important Pictures by Old Masters, Christie’s, London, May 3, 1929, lot 6 (as by Frans Hals) where purchased by
Smith
Frank T. Sabin, London, by 1931
Anonymous sale, Christie’s, London, April 14, 1944, lot 88, (as by Jan Miense Molenaer) where sold to
West
Galerie Frederike Pallamar, Vienna by 1968
Hon. Francis Dominic Murnaghan, Jr., Baltimore by June 1969, and by descent until 2024
EXHIBITED
London, British Institution, Fine Arts in the United Kingdom, 1828, no. 97 (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
New York, F. Kleinberger Galleries, Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, October 24 – November 5, 1931 (as by Jan Mienze Molenaer, on loan from Frank Sabin, London)
Detroit, Michigan, Detroit Institute of Arts, Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, November 15 – 28, 1931 (as by Jan Mienze Molenaer, on loan from Frank Sabin, London) and traveling to Toledo Museum of Art, Toledo, Ohio, December 7, 1931 – January 7, 1932; City Art Museum of St. Louis, St. Louis, Missouri, January 15 – February 14, 1932; Baltimore Museum of Art, Baltimore, Maryland, February 22 – March 19, 1932; Dayton Art Institute, Dayton, Ohio, March 28 – April 23, 1932; and Germanic Museum, Harvard University, Cambridge, Massachusetts, May 2 – May 28, 1932
Innsbruck, Austria, Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum, Niederländische Gemälde in Tiroler Besitz, May 10 – June 9, 1968, no. 21 (as by Jan Miense Molenaer)
LITERATURE
Sir Abraham Hume, Catalogue of Sir Abraham Hume’s Collection of Pictures, circa 1820, unpaginated, (as by F. Hals, “a boy blowing a bladder … a spirited study of the master”)
Sir Abraham Hume, A Descriptive Catalogue of a Collection of Pictures Comprehending Specimens of all the Various Schools of Painting, W. Nicol, London, 1824, p. vi, no. 127 (as by F. Hals)
“Catalogue of Pictures by Italian, Spanish, Flemish and Dutch Masters with which the proprietors have favoured the Institution, British Institution, London, 1828, unpaginated, no. 15, no. 97 (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
Algernon Graves, A Century of Loan Exhibitions, volume II, London, 1913, p. 479, under 1828, no. 97, (as by Frans Hals, on loan from Sir A. Hume)
“The Brownlow Sale” in The Connoisseur, volume LXXXIII, no. 333, London, May 1929, p. 382 (as by Frans Hals)
“A Comedy for Connoisseurs” in The Literary Digest, Funk & Wagnalls Company Publishers, New York, volume 10, May 18, 1929, p. 28 (as by Frans Hals)
Art Prices Current, Wm. Dawson & Sons Limited, 1929, p. 385 (as by Frans Hals)
“Report of Auction Sales, Paintings by Old Masters” in International Studio, volume XCIII, International Studio, Inc., New York, 1929, p. 78 (as by Frans Hals)
Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, F. Kleinberger Galleries, New York, 1931, Introduction and entry, unpaginated, (as by Jan Mienze Molenaer, signed with initials J. M. f., and on loan from Frank Sabin, London)
Exhibition of Dutch Paintings of the Seventeenth Century, Assembled by the College Art Association with the Aid of Dr. W. R. Valentiner, Detroit Institute of Arts, Detroit, Michigan and traveling to 5 American museums, 1931, Introduction and entry, unpaginated (as by Jan Mienze Molenaer, signed with initials. J. M. f., on loan from Frank Sabin, London)
News – Record of the Baltimore Museum of Art, volume 4, no. 3, February 1932, unpaginated, illustrated (as Jan Molenaer)
Art Institute News, Bulletin of the Dayton Art Institute, Dayton, Ohio, volume 4, no. 7, April 1932, unpaginated, illustrated (as by Jan Mienze Molenaer)
A Descriptive Catalogue of a Collection of twenty – six paintings by Dutch and Flemish XVIIth Masters, Frank T. Sabin, London, Autumn 1934, no. 9, illustrated (as signed J. v. S.)
Apollo, May – June 1944, p. 168 (as by J. M. Molenaer)
The Year’s Art, volume 64, Macmillan and Co., London, 1945, p. 107 (as by J. M. Molenaer)
Niederländische Gemalde in Tiroler Besitz, Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum, Innsbruck, Austria, 1968, pp. 33 – 34, no. 21, illustrated (as by Jan Miense Molenaer, and indistinctly signed and dated 1665 [?])
Rudolf Pallamar, Katalog der 18. Ausstellung in Wien, Galerie Friederike Pallamar, Kunsthandel, November 18 – December 31, 1968, pp. 105 – 106, illustrated (as by Jan Miense Molenaer, and indistinctly signed)
E. Benezit, “Frans Hals le vieux” in Dictionnaire des Peintres, Sculpteurs, Dessinateurs et Graveurs, volume 5, Librairie Gründ, Paris, 1976, p. 372 (as by Frans Hals)
Wij danken Dr. Fred G. Meijer voor het identificeren van het monogram op dit schilderij als dat van Juriaan van Streek, op basis van foto’s uit de jaren 1930, en voor het dateren van het werk als een vroeg schilderij van de kunstenaar uit het midden van de jaren 1650.
In dit opvallende tafereel blaast een jonge jongen met een rood met bont afgezet mutsje een varkensblaas op. Dit was in die tijd een kinderspeelgoed: door met een holle rietstengel lucht in de blaas te blazen, werd er een eenvoudige bal of ballon van gemaakt. Soms werden gedroogde bonen of kleine steentjes toegevoegd om het te laten rammelen, of werd de blaas met water gevuld om ermee te gooien naar vrienden of vijanden. Als de opening niet werd dichtgebonden, kon het ook luidruchtige geluiden produceren wanneer men erin kneep. In de kunst stond dit motief symbool voor de vergankelijkheid van plezier en de kortstondigheid van het leven.[1]
Het schilderij kent een rijke geschiedenis. De oudst bekende herkomst is de collectie van de Britse aristocraat Sir Abraham Hume, wiens familie haar fortuin vergaarde via de East India Company. Waar en wanneer Hume A Boy Blowing up a Bladder kocht, is onbekend. Mogelijk verwierf hij het tijdens een aankoopreis op het vasteland van Europa, waar hij ook zijn collectie uitbreidde met Rembrandts Aristoteles met een buste van Homerus (nu in het Metropolitan Museum of Art, New York) rond 1814.[2] Rond 1820 werd het schilderij gepubliceerd in een catalogus van Hume’s collectie, toegeschreven aan Frans Hals en beschreven als “een levendige studie van de meester”. In 1828 werd het getoond op de tentoonstelling Fine Arts in the United Kingdom in de British Institution, eveneens onder de naam Frans Hals. Na Hume’s dood in 1838 bleef het schilderij in familiebezit tot 1929, toen Lord Brownlow het bij Christie’s liet veilen, opnieuw toegeschreven aan Hals. In 1931 bevond het werk zich in bezit van de Londense kunsthandelaar Frank T. Sabin, die het uitleende aan de tentoonstelling Dutch Paintings of the Seventeenth Century, georganiseerd door Dr. William R. Valentiner. Valentiner, destijds directeur van het Detroit Institute of Arts, werd beschouwd als een van de vooraanstaande kenners van de Nederlandse schilderkunst en publiceerde standaardwerken over Rembrandt, Pieter de Hooch en Frans Hals.[3] Tijdens deze periode werd het schilderij schoongemaakt, waardoor initialen rechtsonder zichtbaar werden. Valentiner las deze als J.M.f. en nam het in de catalogus op als werk van Jan Miense Molenaer. De tentoonstelling reisde van New York naar Detroit, Toledo, St. Louis, Baltimore, Dayton en Cambridge (Massachusetts). Toen Sabin het werk later in 1934 in zijn eigen catalogus opnam, vermeldde hij het correct als gesigneerd J. v. S., maar zonder verdere toeschrijving. In 1944 dook het opnieuw op bij Christie’s Londen, wederom toegeschreven aan Molenaer, waar de koper werd geregistreerd als “West”. In 1968 werd het publiekelijk getoond in het Tiroler Landesmuseum Ferdinandeum in Innsbruck, Oostenrijk, nog steeds als werk van Jan Miense Molenaer, en vermeld met de datering 1665 (?). Later dat jaar publiceerde Galerie Frederike Pallamar in Wenen het werk in hun catalogus. Vanaf 1969 bevond het schilderij zich in de collectie van de Hon. Francis Dominic Murnaghan, Jr. uit Baltimore, die diende als president, voorzitter en later erevoorzitter van de Walters Art Gallery. Het schilderij bleef in familiebezit tot 2024.
Hoewel dit werk oorspronkelijk werd beschouwd als een schilderij van Frans Hals, en vervolgens door Dr. Valentiner werd toegeschreven aan Jan Miense Molenaer, heeft Dr. Fred G. Meijer het monogram correct geïdentificeerd als dat van Juriaan van Streek, op basis van foto’s gemaakt tijdens de schoonmaak in de jaren 1930. Hij dateert het bovendien als een vroeg werk van omstreeks het midden van de jaren 1650.
Van Streek is vooral bekend als stillevenschilder, maar aan het begin van zijn carrière maakte hij ook genrestukken en mogelijk portretten. Een bekend voorbeeld daarvan is De Roker (The Smoker) in het Pushkin Museum, Moskou.[4] In de weinige overgebleven voorbeelden van zijn vroege werk zijn enkele kenmerkende stijlkenmerken te herkennen. In zijn keuze voor modellen toont hij een bewuste afwijzing van de idealisering van de menselijke figuur. De achtergrond is van ondergeschikt belang en fungeert, net als in stillevens, vooral als een harmonieuze achtergrond. Zijn nadruk ligt daarentegen op de figuren en objecten, waarvan de volumineuze vormen hier duidelijk domineren.[5]
Afbeeldingen van één enkel figuur die een blaas opblaast zijn zeldzaam in de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst; meestal verschijnen ze als onderdeel van complexere genrestukken. Aangezien Van Streek later vanitas-stillevens schilderde, zal het thema van de vergankelijkheid van het genot hem hebben aangesproken. Altijd een werk dat aandacht trok wanneer het openbaar werd tentoongesteld, weet A Boy Blowing up a Bladder op meesterlijke wijze de onschuld en charme van de kindertijd te vangen en de eenvoudige vreugde van spelen te verbeelden. __________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
[1] Donna R. Barnes & Peter G. Rose, Childhood Pleasures, Syracuse University Press, N.Y., 2012, pp. 9, 112–113.
[2] Walter Liedtke, “Rembrandt van Rijn, Aristotle with a Bust of Homer” in Dutch Paintings in The Metropolitan Museum of Art, Yale University Press, deel II, New Haven, 2007, p. 647; en Linda Borean, “Sir Abraham Hume as Collector and Writer” in The Reception of Titian in Britain 1769–1877, Brepols, 2013, p. 85.
[3] E.P. Richardson, “William R. Valentiner”, The University of Chicago Press Journals, Chicago.edu.
[4] Schriftelijke correspondentie van Dr. Fred G. Meijer, d.d. 10 mei 2025 en 5 september 2025.
[5] Shelly Rosenthal, “Juriaan van Streek als Figurenmaler” in Oud Holland, deel 55, nr. 2, januari 1938, pp. 83–86.
Juriaan van Streek (Amsterdam 1632 - Amsterdam 1687)
Een jongen die een blaas opblaast
onduidelijk gesigneerd met de initialen JvS rechtsonder
olieverf op doek
23,62 x 19,1 inch (60 x 48,5 cm)
olieverf op doek
23,62 x 19,1 inch (60 x 48,5 cm)
Contact
Lawrence Steigrad Fine Arts
New York, NY