description
PROVENANCE
Anonymous sale, Sotheby’s, London, November 13, 1963, lot 162, where bought by
“Goyen”
Brod
Presumably Durlacher Brothers, New York & London, circa 1960s
Joseph Verner Reed, Greenwich, Connecticut, circa 1960s and thus be descent in the family until the present time
LITERATURE
Frederick A. van Braam, “ Nicolas Lachtropius” in World Collectors Annuary, volume 15, 1963, p. 261
“Nicholas Lachtropius” in Art & Auction, volume 8, 1964, p. 214
E. Mayer, “Nicholas Lachtropius” in Annuaire International des Ventes 1964, ARTS, Paris, p. 288
E. Benezit, “Nicolas Lachtropius” in Dictionnaire des Peintres, Sculpteurs, Dessinateurs et Graveurs, volume 6, Libraire Gründ, Paris, 1976, p. 360
Adriaan van der Willigen & Fred G. Meijer, “Nicolaes Lachtropius” in A Dictionary of Dutch and Flemish Still-life Painters Working in Oils, 1525 – 1725, Primavera Press, Leiden, 2003, p. 128
Er is weinig bekend over het leven van Nicolaes Lachtropius. Hij werd geboren rond 1630 en werkte van 1656 tot 1668 in Amsterdam. Van 1673 tot 1700 was hij werkzaam in Alphen aan den Rijn. Hij schilderde bloemstillevens, bosgrondstukken en jachtstillevens.[1]
Bosgrondstukken – in het Italiaans sottobosco genoemd, wat ‘ondergroei’ betekent – waren in deze periode buitengewoon populair. Otto Marseus van Schrieck creëerde dit genre in de jaren 1650 tijdens zijn verblijf in Italië en keerde in de jaren 1660 terug naar Amsterdam. In navolging van hem voelden bloemstillevenschilders zoals Abraham Mignon, Jan Davidsz. de Heem en Rachel Ruysch eveneens de drang om paddenstoelen, mos, hagedissen, slangen, vlinders en andere kruipende wezens aan hun werken toe te voegen.[2] Lachtropius volgde dit voorbeeld.
In deze tijd had de natuur een diepe aantrekkingskracht op het brede publiek. De hogere klassen in de Nederlanden vulden hun huizen met natuurlijke schatten afkomstig uit alle uithoeken van de wereld, mogelijk gemaakt door de verre handelsreizen van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Deze verzamelingen, bekend als ‘kabinetten van curiositeiten’, konden ook door het publiek worden bezocht, vaak in combinatie met botanische tuinen, en stonden bekend als collecties van Naturalia.
Deze brede interesse leidde tot een enorme vraag naar schilderijen en tekeningen van ‘specimens’ in hun natuurlijke omgeving, in het bijzonder van de weelderige begroeiing op de bosgrond.[3] Een constante in Lachtropius’ werk is de rode slaapbol (Papaver somniferum), hier zichtbaar in het rechterboven- en middengebied van de compositie. Pas vanaf 1677 verschijnen ook vlinders in zijn taferelen. Uitgevoerd in avondlicht, werden deze nachtelijke stillevens door Walther Bernt in zijn standaardwerk The Netherlandish Painters of the Seventeenth Century beschreven als fantasierijke composities, gevuld met bloeiende struiken, vlinders, hagedissen en slangen.[4] Deze schilderijen waren bovendien bedoeld als memento mori – symbolische verwijzingen naar vergankelijkheid, wedergeboorte en de onontkoombare cyclus van leven en dood.
Een ander werk, eveneens gedateerd 1677, bevindt zich in het Rijksmuseum in Amsterdam. Andere schilderijen van Lachtropius maken deel uit van de vaste collecties van slechts drie musea: in Cambridge (Verenigd Koninkrijk), Chambéry en Praag. Zijn schilderijen verschijnen zelden op de kunstmarkt; na ongeveer zestig jaar in één familiebezit vormt de herontdekking van dit werk dan ook een uitzonderlijke verzamelkans.
___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
[1] Biografische gegevens afkomstig uit Sam Segal & Klara Alen, Dutch and Flemish Flower Pieces, deel 1, Brill, Hes & De Graaf, Leiden/Boston, 2020, p. 434.
[2] Erma Hermens, “Crawly Creatures, Forest Floors and Butterfly Wings”, in Crawly Creatures, Little Animals in Art and Science, Rijksmuseum, Amsterdam, 2022, pp. 139, 146.
[3] Catherine Powell-Warren, “A Strange Attraction”, p. 107; en Maria Holtrop & Julia van Leeuwen, “The World as Possession” in Crawly Creatures, idem, p. 123.
[4] Walther Bernt, “Nicolaes Lachtropius” in The Netherlandish Painters of the Seventeenth Century, deel II, Phaidon, New York, 1970, p. 69.
Anonymous sale, Sotheby’s, London, November 13, 1963, lot 162, where bought by
“Goyen”
Brod
Presumably Durlacher Brothers, New York & London, circa 1960s
Joseph Verner Reed, Greenwich, Connecticut, circa 1960s and thus be descent in the family until the present time
LITERATURE
Frederick A. van Braam, “ Nicolas Lachtropius” in World Collectors Annuary, volume 15, 1963, p. 261
“Nicholas Lachtropius” in Art & Auction, volume 8, 1964, p. 214
E. Mayer, “Nicholas Lachtropius” in Annuaire International des Ventes 1964, ARTS, Paris, p. 288
E. Benezit, “Nicolas Lachtropius” in Dictionnaire des Peintres, Sculpteurs, Dessinateurs et Graveurs, volume 6, Libraire Gründ, Paris, 1976, p. 360
Adriaan van der Willigen & Fred G. Meijer, “Nicolaes Lachtropius” in A Dictionary of Dutch and Flemish Still-life Painters Working in Oils, 1525 – 1725, Primavera Press, Leiden, 2003, p. 128
Er is weinig bekend over het leven van Nicolaes Lachtropius. Hij werd geboren rond 1630 en werkte van 1656 tot 1668 in Amsterdam. Van 1673 tot 1700 was hij werkzaam in Alphen aan den Rijn. Hij schilderde bloemstillevens, bosgrondstukken en jachtstillevens.[1]
Bosgrondstukken – in het Italiaans sottobosco genoemd, wat ‘ondergroei’ betekent – waren in deze periode buitengewoon populair. Otto Marseus van Schrieck creëerde dit genre in de jaren 1650 tijdens zijn verblijf in Italië en keerde in de jaren 1660 terug naar Amsterdam. In navolging van hem voelden bloemstillevenschilders zoals Abraham Mignon, Jan Davidsz. de Heem en Rachel Ruysch eveneens de drang om paddenstoelen, mos, hagedissen, slangen, vlinders en andere kruipende wezens aan hun werken toe te voegen.[2] Lachtropius volgde dit voorbeeld.
In deze tijd had de natuur een diepe aantrekkingskracht op het brede publiek. De hogere klassen in de Nederlanden vulden hun huizen met natuurlijke schatten afkomstig uit alle uithoeken van de wereld, mogelijk gemaakt door de verre handelsreizen van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Deze verzamelingen, bekend als ‘kabinetten van curiositeiten’, konden ook door het publiek worden bezocht, vaak in combinatie met botanische tuinen, en stonden bekend als collecties van Naturalia.
Deze brede interesse leidde tot een enorme vraag naar schilderijen en tekeningen van ‘specimens’ in hun natuurlijke omgeving, in het bijzonder van de weelderige begroeiing op de bosgrond.[3] Een constante in Lachtropius’ werk is de rode slaapbol (Papaver somniferum), hier zichtbaar in het rechterboven- en middengebied van de compositie. Pas vanaf 1677 verschijnen ook vlinders in zijn taferelen. Uitgevoerd in avondlicht, werden deze nachtelijke stillevens door Walther Bernt in zijn standaardwerk The Netherlandish Painters of the Seventeenth Century beschreven als fantasierijke composities, gevuld met bloeiende struiken, vlinders, hagedissen en slangen.[4] Deze schilderijen waren bovendien bedoeld als memento mori – symbolische verwijzingen naar vergankelijkheid, wedergeboorte en de onontkoombare cyclus van leven en dood.
Een ander werk, eveneens gedateerd 1677, bevindt zich in het Rijksmuseum in Amsterdam. Andere schilderijen van Lachtropius maken deel uit van de vaste collecties van slechts drie musea: in Cambridge (Verenigd Koninkrijk), Chambéry en Praag. Zijn schilderijen verschijnen zelden op de kunstmarkt; na ongeveer zestig jaar in één familiebezit vormt de herontdekking van dit werk dan ook een uitzonderlijke verzamelkans.
___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
[1] Biografische gegevens afkomstig uit Sam Segal & Klara Alen, Dutch and Flemish Flower Pieces, deel 1, Brill, Hes & De Graaf, Leiden/Boston, 2020, p. 434.
[2] Erma Hermens, “Crawly Creatures, Forest Floors and Butterfly Wings”, in Crawly Creatures, Little Animals in Art and Science, Rijksmuseum, Amsterdam, 2022, pp. 139, 146.
[3] Catherine Powell-Warren, “A Strange Attraction”, p. 107; en Maria Holtrop & Julia van Leeuwen, “The World as Possession” in Crawly Creatures, idem, p. 123.
[4] Walther Bernt, “Nicolaes Lachtropius” in The Netherlandish Painters of the Seventeenth Century, deel II, Phaidon, New York, 1970, p. 69.
Nicolaes Lachtropius (active 1656 - till 1700)
Een bosgrond met bloemen, vlinders en reptielen
gesigneerd en gedateerd in okerkleurige kalligrafie: N. Lachtropius 1677, middenboven
olieverf op doek
34 ¼ x 28 ½ inch (87 x 72,4 cm)
olieverf op doek
34 ¼ x 28 ½ inch (87 x 72,4 cm)
Contact
Lawrence Steigrad Fine Arts
New York, NY