description
Het deksel van de terrine bekroond met een granaatappel met daaronder rondom een meanderlijst en eierlijst. De buik van de terrine met bovenaan een lijst van langwerpige, puntige bladeren. Aan de korte uiteinden leeuwen- of tijgerkoppen met lauwerkransen in hun bek en langs de lange zijden loopt een draperie guirlande met centraal een en profile portretmedaillon. Daaronder loopt de buik taps toe richting de voet met een gecanneleerde band. Rondom de voet van de terrine een lauwerkrans. De bijbehorende onderschotel met een gladde binnenzijde en geribde buitenrand. Aan de onderzijde van de schotel is de volgende tekst gegraveerd:
"Ter gedachtenis der vernieuwde Psalm en Gezangberijming, den 2den Jan 1780 in de Luthersche Gemeente te Amsterdam ingevoerd, heeft de groote Vergadering van Heeren Ouderlingen dit doen vervaardigen voor den Heer P.W. VAN LANKEREN, Medegecommitteerde in die zaak.”
Lutherse kerk in Amsterdam
De gegraveerde tekst aan de onderzijde van de schotel biedt een zeldzaam inkijkje in geschiedenis achter dit zilveren tafelstel. Het leert ons dat de terrine en onderschotel zijn gemaakt als geschenk binnen de Amsterdamse Lutherse gemeente. Deze gemeenschap werd gesticht aan het einde van de zestiende eeuw door een kern van Lutheranen uit Antwerpen gevlucht. Door snelle uitbreiding van de gemeenschap werden in de loop van de tijd de iconische Lutherse Oude Kerk en de Ronde Lutherse kerk gebouwd, beide aan het Singel gelegen. Toen het zilverstel aan het einde van de achttiende eeuw werd vervaardigd, was zelfs een zesde van de Amsterdamse bevolking Luthers – ruim 33.000 inwoners.
Nieuw gezangboek
Binnen de Lutherse kerk was een belangrijke rol weggelegd voor muziek. De gemeenschap gaf gezangboeken uit waarin de tekst en soms ook de noten of melodieën waren vastgelegd van de psalmen en liederen die in de kerk werden gezongen. Lange tijd deden de oude berijmingen en teksten uit 1579 dienst, die de Amsterdamse Lutheranen dicht bracht bij de oorsprong van de kerk. Ruim een eeuw later voerde de kerk in 1687 een nieuw gezangboek in met geactualiseerde teksten die aansloten op de nieuwe tijdsgeest.
De terrine en onderschotel zijn een mooi en tastbaar document van nog zo’n opfrisbeurt van de officiële gezangboeken. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het idee dat de Nederlandse taal met de tijd beschaafder was geworden. De oude berijmingen in het gezangboek van de gemeenschap kenden dus een achterhaald taalgebruik dat geactualiseerd diende te worden. Het gehele moderniseringsproces dat volgde, staat nauwkeurig beschreven in de gezangboeken die vanaf 1780 werden uitgegeven.
Om tot nieuwe berijmingen te komen, stelde de grote consistorie, de belangrijkste vergadering binnen de kerk, in 1770 een kleine commissie in. Deze bestond naast twee ervaren predikanten uit twee ouderlingen. Ouderlingen waren welgestelde mannen die binnen het gemeenschapsleven fungeerden als cultuurbewakers en ondersteunende taken op zich namen. Aanvankelijk hadden de gecommitteerden grote moeite met de nieuwe berijmingen en pas na een paar jaar, toen zij de hulp inriepen van gerenommeerde dichters als Nicolaas Beets en Jan Jakob Lodewijk ten Kate, kwam het project op gang. Uiteindelijk werd de definitieve versie van het gemoderniseerde gezangboek in december 1778, ruim acht jaar na start van het project, door grote consistorie goedgekeurd. Nadat er genoeg boeken waren gedrukt voor de hele gemeenschap, werden de nieuwe berijmingen vanaf 2 januari 1780 officieel ingevoerd en gebruikt tijdens de kerkdiensten.
Deze speciale gelegenheid wilde de vergadering van ouderlingen herdenken aan de hand van de zilveren terrine en onderschotel, blijkt uit de inscriptie onderop de schotel. Als dankbetuiging voor zijn inzet en toewijding schonken de ouderlingen het zilverstel aan hun voorzitter, Pieter Willem van Lankeren, die vanaf 1773 een van de vier gecommitteerden was. Het ligt voor de hand dat de overige drie gecommitteerden een vergelijkbaar geschenk kregen.
Pieter Willem van Lankeren
Buiten zijn actieve en prominente rol in de Amsterdamse Lutherse gemeente was Van Lankeren een kunstliefhebber. Rond 1775 had hij de opdracht gegeven om in zijn huis op de Oudezijds Voorburgwal 183 de behangsels te laten schilderen door Jurriaen Andriessen, de belangrijkste Nederlandse decoratieve schilder van zijn tijd. Dit geeft aan dat Van Lankeren de terrine en onderschotel niet alleen als erkenning voor zijn diensten voor de kerk, maar ook zeker op artistiek vlak moet hebben gewaardeerd. Ook in zijn familie werd het zilverstel gekoesterd. In 1880 gaf achterachterkleinzoon Dirk van Lankeren Mathes de stukken namelijk vol trots in bruikleen voor de Tentoonstelling van Kunstvoorwerpen in vroegere eeuwen uit edele metalen vervaardigd in het Amsterdamse Arti et Amicitiae. Dit was een van de eerste belangrijke en uitgebreide Nederlandse tentoonstellingen die focuste op zilver.
Als zoon van een Zeeuwse burgemeester kwam Pieter Willem van Lankeren uit gegoede kringen. Omdat hij al vroeg wees was geworden, was hij naar Amsterdam getrokken waar hij door de jaren heen een succesvolle carrière had opgebouwd als koopman en reder. Hij liet verschillende WIC-schepen uitvaren en handelde in linnen, suiker, koffie, huiden en rijst. Verder was de vooraanstaande Amsterdammer aan veel maatschappelijke organisaties verbonden. Zo was hij onder meer directeur van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. Uit zijn trouwe lidmaatschap van de Vaderlandsche Sociëteit, zijn directeurschap bij de Amsterdamse afdeling van de Oeconomische Tak en uit zijn bestuursfunctie bij het departement Amsterdam van het Vaderlandsch Fonds blijkt bovendien dat de Lutheraan er fel patriottistisch gedachtegoed op nahield.
Deze politieke visie van Van Lankeren valt niet te rijmen met zijn ogenschijnlijke sympathieën voor de dogmatische, conservatieve school binnen de Amsterdamse Lutherse gemeente. Na een lange richtingenstrijd splitste deze school zich in 1791 af van de meer vooruitstrevende meerderheid van de Lutherse kerk die het deugdzame leven van de rationele mens centraal stelde in plaats van de traditionele christusverheerlijking. De afgesplitste gemeente kreeg in Amsterdam veel steun vanuit prinsgezinde of orangistische hoek waarvan de ideologie haaks stond op Van Lankerens patriottistische visie. Toch blijkt uit zijn stemgedrag in verschillende kerkelijke vergaderingen dat Van Lankeren geregeld de orthodoxe kant koos.
Ondanks zijn genegenheid tot de conservatieve kant ligt het niet voor de hand dat Van Lankeren de oude gemeenschap uiteindelijk heeft verlaten en zich bij de afgesplitste Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente heeft gevoegd. Op 30 maart 1806 werd hij immers begraven in de Oude Lutherse kerk, die nog altijd gebruikt werd door de oorspronkelijke gemeenschap. Dat Van Lankeren een eigen grafkelder had in de belangrijkste kerk van de gemeenschap, toont de grote staat van dienst die hij door de jaren heen bij de Amsterdamse Lutheranen had opgebouwd.
"Ter gedachtenis der vernieuwde Psalm en Gezangberijming, den 2den Jan 1780 in de Luthersche Gemeente te Amsterdam ingevoerd, heeft de groote Vergadering van Heeren Ouderlingen dit doen vervaardigen voor den Heer P.W. VAN LANKEREN, Medegecommitteerde in die zaak.”
Lutherse kerk in Amsterdam
De gegraveerde tekst aan de onderzijde van de schotel biedt een zeldzaam inkijkje in geschiedenis achter dit zilveren tafelstel. Het leert ons dat de terrine en onderschotel zijn gemaakt als geschenk binnen de Amsterdamse Lutherse gemeente. Deze gemeenschap werd gesticht aan het einde van de zestiende eeuw door een kern van Lutheranen uit Antwerpen gevlucht. Door snelle uitbreiding van de gemeenschap werden in de loop van de tijd de iconische Lutherse Oude Kerk en de Ronde Lutherse kerk gebouwd, beide aan het Singel gelegen. Toen het zilverstel aan het einde van de achttiende eeuw werd vervaardigd, was zelfs een zesde van de Amsterdamse bevolking Luthers – ruim 33.000 inwoners.
Nieuw gezangboek
Binnen de Lutherse kerk was een belangrijke rol weggelegd voor muziek. De gemeenschap gaf gezangboeken uit waarin de tekst en soms ook de noten of melodieën waren vastgelegd van de psalmen en liederen die in de kerk werden gezongen. Lange tijd deden de oude berijmingen en teksten uit 1579 dienst, die de Amsterdamse Lutheranen dicht bracht bij de oorsprong van de kerk. Ruim een eeuw later voerde de kerk in 1687 een nieuw gezangboek in met geactualiseerde teksten die aansloten op de nieuwe tijdsgeest.
De terrine en onderschotel zijn een mooi en tastbaar document van nog zo’n opfrisbeurt van de officiële gezangboeken. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het idee dat de Nederlandse taal met de tijd beschaafder was geworden. De oude berijmingen in het gezangboek van de gemeenschap kenden dus een achterhaald taalgebruik dat geactualiseerd diende te worden. Het gehele moderniseringsproces dat volgde, staat nauwkeurig beschreven in de gezangboeken die vanaf 1780 werden uitgegeven.
Om tot nieuwe berijmingen te komen, stelde de grote consistorie, de belangrijkste vergadering binnen de kerk, in 1770 een kleine commissie in. Deze bestond naast twee ervaren predikanten uit twee ouderlingen. Ouderlingen waren welgestelde mannen die binnen het gemeenschapsleven fungeerden als cultuurbewakers en ondersteunende taken op zich namen. Aanvankelijk hadden de gecommitteerden grote moeite met de nieuwe berijmingen en pas na een paar jaar, toen zij de hulp inriepen van gerenommeerde dichters als Nicolaas Beets en Jan Jakob Lodewijk ten Kate, kwam het project op gang. Uiteindelijk werd de definitieve versie van het gemoderniseerde gezangboek in december 1778, ruim acht jaar na start van het project, door grote consistorie goedgekeurd. Nadat er genoeg boeken waren gedrukt voor de hele gemeenschap, werden de nieuwe berijmingen vanaf 2 januari 1780 officieel ingevoerd en gebruikt tijdens de kerkdiensten.
Deze speciale gelegenheid wilde de vergadering van ouderlingen herdenken aan de hand van de zilveren terrine en onderschotel, blijkt uit de inscriptie onderop de schotel. Als dankbetuiging voor zijn inzet en toewijding schonken de ouderlingen het zilverstel aan hun voorzitter, Pieter Willem van Lankeren, die vanaf 1773 een van de vier gecommitteerden was. Het ligt voor de hand dat de overige drie gecommitteerden een vergelijkbaar geschenk kregen.
Pieter Willem van Lankeren
Buiten zijn actieve en prominente rol in de Amsterdamse Lutherse gemeente was Van Lankeren een kunstliefhebber. Rond 1775 had hij de opdracht gegeven om in zijn huis op de Oudezijds Voorburgwal 183 de behangsels te laten schilderen door Jurriaen Andriessen, de belangrijkste Nederlandse decoratieve schilder van zijn tijd. Dit geeft aan dat Van Lankeren de terrine en onderschotel niet alleen als erkenning voor zijn diensten voor de kerk, maar ook zeker op artistiek vlak moet hebben gewaardeerd. Ook in zijn familie werd het zilverstel gekoesterd. In 1880 gaf achterachterkleinzoon Dirk van Lankeren Mathes de stukken namelijk vol trots in bruikleen voor de Tentoonstelling van Kunstvoorwerpen in vroegere eeuwen uit edele metalen vervaardigd in het Amsterdamse Arti et Amicitiae. Dit was een van de eerste belangrijke en uitgebreide Nederlandse tentoonstellingen die focuste op zilver.
Als zoon van een Zeeuwse burgemeester kwam Pieter Willem van Lankeren uit gegoede kringen. Omdat hij al vroeg wees was geworden, was hij naar Amsterdam getrokken waar hij door de jaren heen een succesvolle carrière had opgebouwd als koopman en reder. Hij liet verschillende WIC-schepen uitvaren en handelde in linnen, suiker, koffie, huiden en rijst. Verder was de vooraanstaande Amsterdammer aan veel maatschappelijke organisaties verbonden. Zo was hij onder meer directeur van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. Uit zijn trouwe lidmaatschap van de Vaderlandsche Sociëteit, zijn directeurschap bij de Amsterdamse afdeling van de Oeconomische Tak en uit zijn bestuursfunctie bij het departement Amsterdam van het Vaderlandsch Fonds blijkt bovendien dat de Lutheraan er fel patriottistisch gedachtegoed op nahield.
Deze politieke visie van Van Lankeren valt niet te rijmen met zijn ogenschijnlijke sympathieën voor de dogmatische, conservatieve school binnen de Amsterdamse Lutherse gemeente. Na een lange richtingenstrijd splitste deze school zich in 1791 af van de meer vooruitstrevende meerderheid van de Lutherse kerk die het deugdzame leven van de rationele mens centraal stelde in plaats van de traditionele christusverheerlijking. De afgesplitste gemeente kreeg in Amsterdam veel steun vanuit prinsgezinde of orangistische hoek waarvan de ideologie haaks stond op Van Lankerens patriottistische visie. Toch blijkt uit zijn stemgedrag in verschillende kerkelijke vergaderingen dat Van Lankeren geregeld de orthodoxe kant koos.
Ondanks zijn genegenheid tot de conservatieve kant ligt het niet voor de hand dat Van Lankeren de oude gemeenschap uiteindelijk heeft verlaten en zich bij de afgesplitste Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente heeft gevoegd. Op 30 maart 1806 werd hij immers begraven in de Oude Lutherse kerk, die nog altijd gebruikt werd door de oorspronkelijke gemeenschap. Dat Van Lankeren een eigen grafkelder had in de belangrijkste kerk van de gemeenschap, toont de grote staat van dienst die hij door de jaren heen bij de Amsterdamse Lutheranen had opgebouwd.
Cornelis Rudolf Stolting (Amsterdam 1741 - Amsterdam 1800)
Lutherse terrine met onderschotel
Zilver
Terrine: 23,5 x 21,5 x 14,8 cm; onderschotel: 26,6 x 28,4 cm; totaalgewicht: 1503 gram.
Terrine: 23,5 x 21,5 x 14,8 cm; onderschotel: 26,6 x 28,4 cm; totaalgewicht: 1503 gram.
Contact
Endlich Antiquairs
Heemstede